“Opruiing en verzet” liepen toch nog goed af.
Varik eind achttiende
eeuw decor schokkende gebeurtenis.
DE REL
Op 13 mei 1796 verschenen de volgende personen als getuigen in een zaak ter verdediging van de gevangen genomen Willem Vermijne: in Zaltbommel. De zaak werd gediend in de periode net nadat de Fransen de Republiek der Nederlanden over hadden genomen. Op 10 januari 1785 Waren ze bij Bommel de Waal overgestoken.
Getuigen: 1. Frederik
Ralenbeek, chirurgijn, woonachtig in Ophemert; 2. Sweer de Kok; 3. Johannes van
Londen; 4. Gijs van Balgoijen; 5. Jeroen van Balgoijen; 6. Hendrik van Londen,
herbergier in Varik; 7. Jan Nagtegaal, knecht bij dezelfde herberg; 8. Huybert
van Os; 9. Frans Willem Dement.
Al de getuigen woonden in Varik. Eén, Gijs van Lent, woonde in Ophemert.
Uit de vragen en antwoorden blijkt, dat in december 1795 problemen zijn ontstaan in het dorp Varik. Die bewuste maandag was Frederik Ralenbeek geroepen bij een patiënt in de grote straat in dat dorp. Terwijl hij de vrouw van Dirk Vermeulen consulteerde, hoorde hij de klok van de kerk op een ongewone tijd luiden. Hij ging poolshoogte nemen en zag, toen hij de kerk naderde, dat er een grote menigte verzameld was. Ralenbeek ging de kerk in en klom op een stoel om te zien wat er voorin de kerk aan de hand was. Daar stonden binnen het doophek de heren Geukama, C. Faaij, Van der Feltz en H. Schul. Deze heren waren, zo stelden zij zich voor de commissie van organisatie van de dorpsregering. Naast de stoel waarop Ralenbeek stond, kwam de vrouw van Jan Hendrik Grootveld staan. Deze vrouw, Dirkje Bussing, ergerde zich zichtbaar.
ROOMS
Er kwamen nog meer mensen
de kerk in, kinderen, mannen en vrouwen. De heer Geukama droeg een pruik en een
blauwe jas, Hij vroeg wie zich als stemgerechtigde wilde aangeven en wilde
tekenen. De mensen, die naar voren kwamen om te tekenen, waren voornamelijk van
de roomse religie en woonachtig In Varik. Ze bleven na de tekening bij de heren
binnen het doophek staan, De heren dankten de oude dorpsregering. Schul vroeg
aan Jan van Deutekom, herbergier in Varik, te tekenen. Maar Jan had daar geen
zin in, "Het staat mij immers vrij om te tekenen of niet te tekenen. Ik doe
sulxs niet omdat men daar mede niet langs de weg sou kunnen lopen.” zei Jan.
Waarop Geukama antwoordde: "Gij moogt beter wel swijgen, wij sullen U wel
vinden", Tevens verzocht men hem de kerk te verlaten. Wie niet als
stemgerechtigde wilde tekenen, diende de kerk te verlaten, merkte één van de
heren op.
Dirkje Bussing was Intussen naar voren gekomen en riep: "De kerk behoort aan de
gereformeerden en niet aan den paapen", Haar schoonvader, de gewezen schout Dirk
van Grootveld, voorzag dat er moeilijkheden konden ontstaan en leidde Dirkje
Bussing de kerk uit. Wederom verzocht men de niet-ondertekenaars de kerk te
verlaten. De meesten verlieten de kerk, maar enige mensen, onder wie Willem
Vermijne, bleven binnen. Willem zei: "Als allen de kerk ruijmen, dan doe ik dat
oock".
De hulp van schout Grootveld werd ingeroepen door de heren. Maar Grootveld
vestigde de aandacht erop, dat hij geen schout meer was. In dat geval, beslisten
de heren, worden de niet-tekenaars door de landbode Roomer de kerk uitgezet.
Willem Vermijne zei daarop: "Men hoeft mij niet te doen uit te lijden, ik sol
gaan". Morrend en grommend verliet hij de kerk. Getuigen konden niet verstaan
waaruit dat grommen en morren bestond, ofschoon ze dicht bij hem waren.
Willem Smulders, Mattijs Wielaard, Jan van Leeuwen, Johannes Offerden en nog meer anderen bleven in de kerk. Johannes van Londen stond met een paar mensen over het gebeurde na te praten. Dirkje Bussing had zich weer zo kwaad gemaakt, dat ze op de deuren van de kerk begon te slaan. Later gooide ze stenen tegen de kerk. Geukama kwam naar buiten en vroeg: "Dirkje, sou jij niet willen dat de Prins hier was?"
GEREFORMEERDEN
Dirkje
antwoordde: "Mij kan nog de Prins, nog de patriotten iets schelen. Ik ben voor
de kerk en de gereformeerden hoort se te hebben en niet de paapen".
Na dit incidentje gingen de getuigen de herberg binnen bij Van Londen en
schaarden zich rond de warme. kachel. Achter de gelagkamer waren de vrouw van de
herbergier, de onderschout, de schout, de huurmeester Jacobus Akkermans en de
knecht van Willem Vermijne. Er stond veel volk om de warme kachel, toen de heren
de herberg binnenkwamen. Ze liepen naar de kachel toe om zich te warmen. Toen
Schul bij het volk rond de kachel stond, moet hij een klap hebben gehad, want
hij baande zich al slaande en stotend een weg van de kachel naar de deur van het
portaal. Hij raakte daarbij enige personen, onder wie het broertje van Dirkje
Bussing. Schul verliet de herberg, maar juist kwam Willem Vermijne de deur
binnen. Willem liep daarbij een klap op. Na enig geworstel over en weer in het
portaal, ging Willem naar binnen en Schul naar buiten. Willem Vermijne liep
naar achter en klaagde dat hij door Schul zonder reden in het gezicht was
geslagen. Hij liet het er niet bij zitten, nam zich voor Schul nader aan de tand
te voelen. Hij verwachtte een vechtpartij en daarom gooide hij zijn geldbuidel
op de tafel. Deze barstte open en het geld rolde over de vloer. Ralenbeek en
Grootveld verzamelden het geld, nadat Willem was vertrokken. Buiten stond Schul
op de koets te wachten, die hem naar Zaltbommel zou brengen. Willem sprak hem
aan: "Waarom hebt gij mij soo sterk aan het hoofd geslagen? Het doet mij nog
seer
FLESSEN WIJN
Schul antwoordde. "Ik weet
niet of ik U geslagen heb; soo ik U geslagen heb, vergeef het mij, ik vergeef het
U, komt bij mij, ik heb ses flessen wijn voor u over". Na dit excuus zei Willem:
"Ik vergeef het U. Ik heb wel twaalf flessen wijn voor U over".
Het geschil werd
bijgelegd. Ze gingen samen de herberg van Van Deutekom binnen, die tegenover de
herberg van Van Londen lag. Binnengekornen bracht Schul een glaasje genever bij
Willem Vermijne, en samen dronken ze 'n glaasje. Ze verlieten de herberg weer en
kwamen Dirkje Hussing tegen, die buiten stond te wachten. "Heer, gij had mijn
broertje niet moeten slaan, het gaat hoe het gaat, de paapen moeten eruit".
Schul liep verder en stapte in het rijtuig, dat intussen gearriveerd was. Hij
groette de mensen en het rijtuig vertrok. Willem Vermijne stond bedaard op de
dijk en riep geen onvertogen woord tegen Schul. Dit werd later door Schul
ontkend.
BURGERWACHT
Die nacht om
twaalf uur verscheen in Varik een gewapende burgerwacht uit Zaltbommel. Verder
waren aanwezig de schout en de secretaris van Heesselt, Jan de Cock van
Delwijnen, de heren Geukama en Schul, en nog enige dienders. De groep ging
rechtstreeks naar de schuit van Willem Vermijne die net boven de molen van Varik
afgemeerd lag. Men betrad de schuit en haalde Willem van zijn bed. Er was nogal
haast bij, want Willem kreeg niet eens de gelegenheid zich naar behoren te
kleden of zijn schoenen aan te doen. De officier van de groep sloeg hem met een
stok en met een snaphaan. Om Willem te laten merken, dat het menens was, schoot
men met de snaphaan. Veel mensen uit het dorp hadden het schot gehoord. De groep
ging toen naar huis, waar Dirkje Bussing woonde en namen haar ook mee naar
Zaltbommel. Daar werden Willem en Dirkje in de gevangenis gezet. De volgende dag
verscheen Jan de Cock van Delwijnen om de schuit van Willem, geladen met
aardappels, in beslag te nemen. Hij vroeg aan Hendrik van Londen of de schuit
kon blijven liggen, waarbij hij zich als borg met lijf en goed eraan zou willen
verbinden. Intussen verschenen Cornelis Vermijne, de broer van Willem, en de heer
Martini, wonend in Ophemert. Martini vroeg aan Jan de Cock wie hem had
gemachtigd de schuit in beslag te nemen. Jan zei dat dat door de heer Schul was
opgedragen. Martini verzocht om een schriftelijke machtiging die Jan echter niet
bij zich had. Het in beslag nemen van de schuit ging daarop niet door.
HANDEL EN WANDEL
Tijdens het proces kwam de handel en wandel van Willem Vermijne duidelijk uit de verf. Willem was aardappelhandelaar en kocht die in Varik en omgeving. Hij verkocht ze in Holland. Op de dag van zijn arrestatie had hij van Jeroen van Balgooijen en van Benjamin ven Swol aardappels gekocht. Hij was van plan als de schuil vol was, de volgende dag te vertrekken. De aardappelbeurs was van ouds in de herberg van Van Londen. De handelstransactie werd altijd besloten met het stoppen in de armenbus van twee stuivers van de verkoper en zes van de koper. Dit ter compensatie voor het gebruik van de ton, die de armen toebehoorde. Willem was volgens getuigenverklaringen altijd een stil en eerlijk persoon. Hij gaf zich niet over aan dronkenschap of ruzie. Hij bezat een huis in Varik ter waarde van tweehonderd gulden, dat bewoond werd door zijn zwager Gerrit de Graaf. Willem was geen ruziezoeker en werkte altijd voor de kost.
Na hel verzamelen van
diverse getuigenverklaringen, onder andere van mensen die bij de rel aanwezig
waren geweest, maar in hel rechtsgebied Deil woonden, begon de rechtszaak. De
eerder genoemde getuigen werden verhoord. Ook Jenneke Maria van der Weerd,
stiefdochter van Hendrik van Londen, Hendrik Kroon, Albertus van Roosendaal, Jan
de Swart en Willem de Swart, allen wonende te Drumpt. De laatste twee waren
achterneven van Willem Vermijne.
De zaak openbare aanklager contra Dirkje
Bussing werd gecontinueerd. In februari 1797 (bijna een jaar na dato) kwam men tot een eis in de zaak. De
verdachten werden beschuldigd van opruiing en verzet tegen het wettelijk gezag.
De eis voor Dirkje: ze zou door de scherprechter vastgebonden worden aan een
paal en gegeseld met de roede, gebrandmerkt, en opgesloten in het tuchthuis voor
de tijd van tien jaar om gedurende die tijd de kost met haar handen te
verdienen.
Willem hoorde de volgende eis aan: de beklaagde zal worden gebracht naar de
plaats waar men gewoon is criminele justitie te doen, om aldaar door de
scherprechter met de zwaarde te worden gestraft tot de dood er op volgt
(gedateerd 2-2-1797)
VONNIS
’s Middags om twee uur werd het vonnis uitgesproken. (In het procesdossier vond ik dat de uitspraak nog net ten gunste van het tweetal uitviel). Beiden werden die middag wegens gebrek aan bewijs vrijgelaten. De eis werd niet ontvankelijk verklaard. Dirkje Bussing en Willem Vermijne haalden opgelucht adem na een gevangenisstraf van een jaar.
In onze tijd zou men onmiddellijk schadevergoeding eisen voor dat jaar zitten en voor de leed dat aangedaan was. Ik heb nog gezocht in het archief of er nog iets van dien aard gebeurd was, maar heb helaas niets gevonden.