Leenbrief van den huijse Weerdenborg van twee uiterwaarden: 'Den Doorn' en 'Alversweert onder Oppijnen' door Cornelis Draeck, Scholtus te Varik (die ze had gekocht van Johan Arent de Cock), aan de commissaris Daniel Coenen, wonende te Opijnen. Charter op perkament, d.d. 10 maart 1716, getekend door Nic. Spillenaer, stadhouder van de lenen.

 

Een zegel van tien gulden hier omgeslagen.

Ik Nicolaes Spillenaar, als stadthouder van de Leenen van de Hoogh Adelijken Huijse en Leenhoff weerdenborg, doe cond, dat voor mij en mannen van Leen, hier nae genoemt, erschenen is: Cornelis Draeck Scholtus tot Varik, die verclaerde soo en in diervoegen, als hem bij coop van Johan Arent de Cock de 31 may 1697 sijn aengenome, wederom voor eene Sa van seven duijzent vijfhondert gulden bij sijn EE ontfangen, vercogt te hebben aen de commissaris Daniel Coenen woonende tot Oppijnen, twee uijterwaerden: den Doorn en Alverweert aen den anderen onder Oppijnen gelegen groot ongeveer sestinen mergen, off soo groot en kleijn als in haere bepalingen gelegen sijn, den gemeenen Dijk ten Oosten en Noorden, de negen mergen malloten van Vermeulen ten Zuijden, den Blomweert en kil ten westen, off wie met regt naest gelandt mag sijn, met last van ontrent agt roeden Dijk op Nederijnen tegen t benedenste Endt van den Alverwaert, beliefde te beleenen Daniel Coenen, Voorn~t. het welck geaccordeert hebbende, soo heeft den comparant ten dien eijnde met hand halm en mond aen mijn opgedragen en overgegeven de opgemelde twee uijterwaerden, sonder eenig regt off eijgendom daar aen te behouden. En ik heb cragtens dezes met de voor~s twee waerden beleent en overleijt Daniel Coenen voorn~t, om deselve van desen Hoogh Adelijken Huijse en Leenhoff weerdenborgh te leen te houden tot twee onversterffelijke erfleenen ten Zutphense Regten, jder mit een sont goet geldt te verhergewaden soo meenigmael dat vaceert, en heeft Daniel Coenen aen ons huld Eedt en manschap gedaen, compareerde hier neffens Johannis Draeck ende heeft den schultbrieff van seven en twintigh hondert gulden capitaal met inetresse en costen den 7 maert 1690 aen Gerrardt van Minningen door Johan Aernt de Cock ten leenregte belooft en den 2 maert 1698 door voorn~ van Minningen aen hem Johannis Draeck wederom overgedragen aen meergenoemde Daniel Coenen, om mede te strecken tot waerschap van sijnen Dorn en Alverwaert. Dit alles voorbehouden ons leenvrouwe nu off in tijde wesende ende een jders Godt hebbent Regt, hier waren bij, aen en over als leenmannen Gerardt Vermeulen Leenman van onsen hoogh Adelijken Huijse voors~ en Gijsbert van den Bergh leenman van den huijse Poderoijen bij absentie van een weerdenborgs leenman. In oirconde onser letteren gegeven in t jaer onses Heeren duijsent seven hondert en sestien den tiende nartij, ende mijn Leenvrouw en zegel in rooden wassche onder aangehangen en door den griffier doen teijkenen.